17 Janvier - 30 Mars 2019

We Need to Talk About Paintings

-






Exposition collective





We need to talk about Paintings


« We need to talk about paintings » est notre deuxième exposition collective. Depuis la création de la galerie en septembre 2016, la peinture est le médium le moins représenté sur nos murs. Nous avions donc l’envie de révéler notre intérêt pour elle, mais à notre manière. Pas forcément directe, le plus souvent de manière allusive. D’où ce titre faussement grave. Nous avons décidé d’inviter des artistes dont la pratique nous semble tenir d’un champ élargi de la peinture ou qui interrogent cette pratique.


Laurette Atrux-Tallau (1969) s’approprie des illustrations issues de magazine de sciences naturelles des années 60/70, sur lesquelles elle appose des gouttes de vernis à ongles qui saturent ou créent des formes géométriques. Sur d’autres, elle répète des motifs qui perturbent la lisibilité des sujets ou met en exergue certains éléments. On est tour à tour dans une atmosphère de tableau romantique allemand ou d’exagération presque Pop.


Detanico & Lain (1974 / 1973) Cette œuvre appartient à la série « 27 rue de Fleurus » en hommage à l’adresse parisienne de Gertrude Stein. Le duo brésilien crée une police de caractères nommée « Cubica » inspirée par le cubisme. Ils traduisent dans cette nouvelle police un des poémes de l’auteure. Comme le format, les couleurs proviennent directement d’un tableau ayant appartenu au mécène américain. On reconnaît ici la palette des bleus et des roses de Picasso représentant une acrobate vêtue de bleu se balançant sur un ballon, alors qu’un homme massif en rose et bleu la contemple.


Nicolas Floc’h (1970) propose deux objets complémentaires. Une pièce sonore intitulée « la couleur de l’eau » fruit d’une rencontre avec Hubert Loisel, chercheur au Laboratoire d’Océanologie et de Géosciences, au CNRS, au ULCO et à l’Université de Lille et d’autre part trois monochromes. Il s’agit de photographies sous-marines de colonnes d’eau qui nous enveloppent telles une entité de couleur. Le projet vise la collecte de monochromes permettant de reproduire toutes les nuances existantes de l’eau et de mieux comprendre l’adaptation du phytoplancton liée à son activité photosynthétique.


Pierre Gerard (1966) « Couple ottant » est une peinture à l’huile sur carton, fruit d’une appropriation, celle d’une image préexistante, qui illustre l’ingéniosité de l’Homme. Au départ d’un ensemble d’éléments disparates, le personnage principal crée ici une embarcation précaire. L’image est, pour la premiére fois dans l’œuvre peinte de l’artiste, décalée afin d’accentuer la dimension de manque. Pour ceux qui connaissent les sculptures de Pierre Gerard, le clin d’œil est riche de sens de la part de celui qui assemble des fragments disparates pour finalement faire advenir des sculptures mystérieuses.




Communiqué de presse


Aïda Kazarian (1952) Dans cette œuvre de grande dimension l’artiste répète inlassablement l’empreinte digitale de son index. Elle appose la peinture dans un rythme en boustrophédon, typique du travail de tapis du Caucase, répétant le brassage des cultures. Celui-ci renvoie directement à ses racines familiales arméniennes. Elle interroge le support avec cette toile marine semi-transparente qui dévoile en partie la structure du châssis. La couleur un rien perlée réagit avec délicatesse à la lumière et la variété des traces génère une sensation de vibration douce.


Adrien Lucca (1983) travaille depuis de nombreuses années sur la lumière et la couleur. Il propose ici un prolongement des expériences présentées l’année dernière dans son exposition personnelle ainsi que celles qui l’ont conduit à la réalisation d’une installation permanente dans le métro de Rotterdam inaugurée en décembre 2018.


Yoann Van Parys (1981) collecte et rassemble. Il superpose et appose. Il capture ce qui le frappe dans l’espace urbain tant au travers de la photographie que de croquis. Il glane des fragments de chantier sur lesquels il pose précieusement ses couches de peintures qui brouillent ou éclairent sa vision du monde. Il oscille donc entre abstraction et figuration, entre réel et énergie.


Pep Vidal (1980) présente « tree ». A l’origine de cette peinture/sculpture il y a la découverte, sur un trottoir d’Amsterdam, d’un petit sapin. Ensuite le désir fou de partir le replanter en Suède dans une sorte d’expédition de retour aux sources. Puis, comme souvent chez Pep Vidal, arrive la question du volume de cet arbre. Il va utiliser la méthode dite « rolling painting ». La quantité d’eau que l’on pourrait mettre dans le cylindre correspond au volume de l’arbre et la quantité de peinture utilisée permettrait de recouvrir la totalité de celui-ci.


Lionel Estève (1967) nous invite à la contemplation de pierres qui semblent s’être gorgées du contact avec un ruisseau coloreé. Certaines sont pourvues de lignes de partage entre l’air et l’eau, alors que d’autres sont totalement immergées. L’aquarelle caresse la pierre et aborde une notion chère à l’artiste : celle de produire une peinture qui interroge la sculpture.







Groepstentoonstelling


We need to talk about Paintings




Persbericht


Aïda Kazarian (1952) In dit grootschalige werk herhaalt de kunstenares eindeloos de vingerafdruk van haar wijsvinger.


Ze plaatst haar verftoetsen in het – voor Kaukasisch tapijtwerk kenmerkende – ‘boustrofedon’-ritme dat de vermenging van culturen voorstelt. Dat ritme verwijst rechtstreeks naar de Armeense oorsprong van haar familie. In het semi-transparante zeildoek, dat een deel van de lijststructuur onthult, stelt ze tevens het medium zelf in vraag. De parelmoerachtige kleur reageert subtiel op het omringende licht en de diverse sporen wekken de indruk van een zachte trilling.


Adrien Lucca (1983) werkt al vele jaren met licht en kleur. Hij toont hier werk dat in het verlengde ligt van de experimenten die hij vorig jaar in zijn solotentoonstelling presenteerde en die aan de basis liggen van zijn permanente installatie die in december 2018 in de Rotterdamse metro is ingehuldigd.


Yoann Van Parys (1981) verzamelt spullen die hij daarna bij elkaar brengt. Hij legt ze op en naast elkaar. Met foto’s en schetsen legt hij vast wat hem in de stedelijke ruimte opvalt. Op bouwplaatsen sprokkelt hij objecten bij elkaar waarop hij delicaat laagjes verf aanbrengt die zijn wereldvisie verstoren of toelichten. Hij houdt het midden tussen abstractie en guratie, tussen realiteit en energie.


Pep Vidal (1980) presenteert “tree”. Dit schilder-/ beeldhouwwerk gaat terug op zijn ontmoeting met een kleine kerstboom op een Amsterdams trottoir. Daarop kreeg hij het gekke idee om de boom in Zweden te gaan herplanten, als een soort terugkeer naar de bron. En toen kwam, zoals vaak bij Pep Vidal, de kwestie van het volume van die boom. Hij maakt gebruik van de zogenoemde ‘rolling painting’-methode. De hoeveelheid water die in de cilinder past, komt overeen met het volume van de boom, en de gebruikte hoeveelheid verf kan hem helemaal bedekken.


Lionel Estève (1967) nodigt ons uit tot het gadeslaan van stenen die het water van een kleurrijke stroom lijken te hebben opgeslorpt. Sommige stenen vertonen scheidslijnen tussen lucht en water, terwijl andere volledig ondergedompeld zijn. De waterverf streelt de steen en geeft uiting aan een voor de kunstenaar dierbaar thema: schilderijen maken die de beeldhouwkunst in vraag stellen.






We need to talk about paintings” is onze tweede groepstentoonstelling. Sinds de oprichting van de galerij, in september 2016, is de schilderkunst het minst vertegenwoordigd op onze muren. Dus we wilden onze belangstelling voor dat medium betuigen, maar op onze eigen manier. Niet per se direct, maar grotendeels zijdelings. Vandaar die ernstig lijkende titel.






We nodigden kunstenaars uit van wie de praktijken ons lijken te getuigen van een bredere kijk op de schilderkunst – of die de schilderpraktijk in vraag stellen.






Laurette Atrux-Tallau (1969) gaat aan de slag met illustraties van natuurweten-schappelijke tijdschriften uit de jaren ’60 en ’70, waarop ze druppels nagellak aanbrengt om het beeld te verzadigen of geometrische vormen te cree?ren. In andere beelden herhaalt ze motieven die de leesbaarheid van het onderwerp verstoren of die bepaalde elementen ervan benadrukken. Nu eens is de sfeer die van de Duitse romantische schilderkunst, dan weer van een popart-achtige exuberantie.


Detanico & Lain (1974 & 1973) Dit werk behoort tot de serie “27, rue de Fleurus”, een knipoog naar het Parijse adres van Gertrude Stein. Het Braziliaanse duo cree?erde het door het kubisme gei?nspireerde Cubica-font. Met dit nieuwe lettertype ‘vertalen’ ze een gedicht van Stein. Net als de vorm van de letters zijn de kleuren afkomstig van een schilderij uit de verzameling van die Amerikaanse mecenas. We herkennen hier de blauwe en roze schakeringen uit Picasso’s schilderij van een acrobate in het blauw die op een bal balanceert, terwijl een gespierde man in roze en blauw haar gadeslaat.


Nicolas Floc’h (1970) stelt twee complementaire objecten voor. Een klankwerk, “la couleur de l’eau”, dat voortvloeit uit een ontmoeting met wetenschapper Hubert Loisel (Laboratoire d’Oce?anologie et de Ge?osciences, CNRS, ULCO, Universite? de Lille), en daarnaast drie monochrome werken. Het betreft onderwaterfoto’s van waterkolommen die langs ons heen stromen als een gekleurde entiteit. In dit project verzamelt hij monochrome werken die alle bestaande watertinten kunnen weergeven en een beter inzicht kunnen verschaffen in het aanpassingsgedrag van fytoplankton via fotosynthese.


Pierre Gerard (1966) “Couple ottant”, in olieverf op karton, is het resultaat van de bewerking, of interpretatie, van een bestaand beeld dat de vindingrijkheid van de mens illustreert. Vertrekkend van een reeks ongelijksoortige elementen cree?ert de hoofdpersoon hier een precair bootje. Voor het eerst in het schilderwerk van deze kunstenaar is het beeld verschoven, om de ontbering te accentueren. Voor wie de sculpturen van Pierre Gerard kent, is dit een veelzeggende knipoog van deze artiest die disparate fragmenten verzamelt om er geheimzinnige sculpturen uit te laten ontstaan.